Weekend dierenambulance (2006)
——————————————————————————–
Om half 3 komen alle kabouters aan bij De Beukelaar, waar we in ons eigen lokaal op bankjes gaan zitten.
Als Janneke uitleg geeft over de kampregels (“luisteren naar de leiding, niet schreeuwen, enz.”) komt er een circusdirecteur binnen die vertelt over zijn varken Knorrie. Knorrie is weggelopen en hij vraagt de kabouters om hem te helpen zoeken.
Roepen helpt niet, en dan bedenkt Janneke dat het misschien een goed idee is om de mensen van de dierenambulance te bellen. Die geven aan dat ze wel even tijd hebben om langs te komen.
In de tussentijd gaan we maar een spelletje moordenaartje doen. Er is 1 detective die op de gang gaat staan en ondertussen kiezen de anderen een moordenaar. De detective komt terug, gaat in de kring staan, en kijkt goed rond. Als de moordenaar naar iemand knipoogt is diegene dood en gaat liggen. Uiteindelijk komt de detective erachter dat Janne de moordenaar is.
Nu is Janne aan de beurt om detective te zijn. Ze moet daarom met Margreet mee naar de gang, maar zegt: “ik ben een moordenaar dan ga ik toch niet zomaar detective worden”. Daar zit wat in, Margreet doet daarom het voorstel dat de gang de gevangenis is en dat Janne haar leven maar moet gaan beteren.
Op een gegeven moment komen er twee mensen aan met een vreemd uniform. Het zijn twee vrijwilligers van de dierenambulance. Iedereen gaat netjes op de banken in het kabouter lokaal zitten zodat de vrijwilligers kunnen gaan vertellen wat de dierenambulance allemaal doet.
Ze laten een kooi zien waar wilde katten in gevangen worden; er zit een handig systeem in waardoor de katten goed behandeld kunnen worden door de dierenarts.
Ze laten ook foto’s zien van een roofvogel die ze gevangen hebben. De roofvogel werd eerst 24 uur in een donkere kist gestopt zodat hij wat rustiger werd. Er zit een luikje in de kist waar ze eten door kunnen geven, dat is om de vogel wat rustiger te maken, maar als ze dan vertellen dat ze de vogel kuikentjes te eten geven vinden de kinderen dat wel zielig.
Er is ook heel veel tijd voor vragen en verhalen van de kinderen, zoals het verhaal van het dode eekhoorntje dat we vonden toen we een opkomst naar kasteel Doorwerth gingen.
De mensen van de dierenambulance vertellen ons dat we een gewond eekhoorntje niet mogen aanraken of meenemen omdat een eekhoorn verstoten zou worden als hij naar ons zou ruiken; een eekhoorn moet ook altijd weer op dezelfde plek worden uitgezet als waar hij gevonden is.
Na heel veel vragen en verhalen gaan we naar buiten om naar de dierenambulance te kijken. Binnen in de ambulance ligt een brancard waar dieren op gelegd worden die niet meer kunnen lopen. Romée vraagt waar die lange stok voor is die naast de brancard ligt. De man van de dierenambulance vertelt dat dat is om honden mee te vangen. Hij laat ook een net zien waar grote vogels mee gevangen worden.
Na nog enkele vragen en verhalen gaan we met z’n allen op de foto achter de dierenambulance, en nemen we afscheid.
Nu hebben we nog een probleem: het varken is nog niet terug. We besluiten om het varken te gaan zoeken in het bos. Als we bij Trappershof aankomen hebben we het varken nog steeds niet gevonden, dus gaan we maar een spelletje buskruit spelen.
Na het spel gaan we macaroni eten. De leiding is de herrie aan tafel een beetje zat en besluit een spelletje te gaan doen: Wie het langste zijn mond dicht kan houden. Sophie heeft verloren, zij kwam niet verder dan een minuut…
Tegen de tijd dat er zes kinderen af zijn is iedereen klaar met eten en mag iedereen naar buiten om vrij te spelen behalve de zes die verloren hadden, die mogen de leiding helpen met de afwas, en daarna vrij spelen.
Daarna staat binnen een televisie klaar en als Janneke het juiste kanaal gevonden heeft, kunnen we kijken naar de film van de idols opkomst. Het is best grappig om jezelf en de anderen terug te zien.
Als de film afgelopen is, is het al donker en gaan we nog het dierengeluidenspel doen in het bos. Er zitten vier mensen van de leiding in het bos en doen een dierengeluid na. We hebben: de koeduif (Janneke en Iris) de grote boze wolf (Frans), de pieppiepmuis (Liesbeth) en de roepieroepie vogel (Margreet). Het is erg donker in het bos dus moet je goed luisteren waar de geluiden vandaan komen, maar je moest ook uitkijken dat de leiding je niet laat schrikken want daar zijn ze goed in.
Als iedereen alle dieren heeft gevonden is er tijd voor warme chocomelk. Daarna gaat iedereen tanden poetsen en pyjama aan trekken. Op de slaapzaal doen we nog een spelletje reclame raden. Iemand beeldt een reclame uit en de rest raadt welke reclame het is.
Als het tijd is leest Janneke een verhaaltje voor en moet iedereen gaan slapen.
Zondagochtend vroeg worden de eerste kinderen wakker en als iedereen wakker is gaan we onder leiding van Frans en Liesbeth een spelletje levend kwartet doen. Er zijn vier groeppen en iedereen heeft een schuilnaam die ze bij Liesbeth aangeven. Liesbeth noemt vervolgens alle schuilnamen op en iedereen moet proberen die namen goed te onthouden. Het groepje dat begint vraagt een schuilnaam aan een ander groepje; als die schuilnaam in dat groepje zit moet diegene naar het andere groepje, als diegene er niet bij zit dan is het andere groepje aan de beurt.
Margreet besluit de rest van de leiding wakker te maken met een vrolijk muziekje, de rest van de leiding vond dat minder vrolijk.
Als het spel is afgelopen gaat iedereen zijn spullen inpakken. Daarna komt iedereen naar buiten om met te ochtendgymmen; er wordt flink gedanst en geswingd.
Iedereen mag daarna aan tafel gaan zitten en we gaan ontbijten.
Na het ontbijt spelen we nog een spelletje totdat Remco vertelt dat hij de paashaas had gezien en dan gaan we natuurlijk paaseieren zoeken. Ze liggen wel heel moeilijk verstopt, maar uiteindelijk heeft iedereen 2 eieren gevonden.
Terwijl Janneke en Iris het volgende spel gaan voorbereiden spelen we een spelletje “doorverduistertje”. Margreet zegt een zin in het oor van de eerste kabouter en iedereen fluistert de zin door naar de volgende. Aan het eind is de zin niet meer wat hij was. Het was: “Janneke is een schatje” maar aan het eind is het: “Janneke is een plasje”.
We gaan naar binnen om nog een potje levend kwartet te spelen, maar als het spel bijna afgelopen is komt de circusdirecteur binnen om te vragen of we zijn varken nog hebben gevonden. Helaas, dat is dus niet gelukt en we besluiten om nog één keer in het bos te gaan zoeken. Margreet komt aangerend en roept dat ze hem gevonden heeft, maar dat hij nogal bang is. We lopen voorzichtig naar de plek waar hij gezien is en dan…
Jaaaaaaaaaaaaah daar loopt hij!
De kabouters blijven op een afstand staan en de directeur loopt naar Knorrie toe. Hij praat even met Knorrie en komt dan naar ons terug. Hij vraagt of wij allemaal willen klappen omdat het varken zich dan prettiger voelt. Alle kabouters beginnen te klappen en Knorrie komt naar ons toe en doet een paar kunstjes.
We lopen weer terug naar het gebouw waar we een klein spelletje doen en Knorrie doet ook mee. Tijdens het spel komen de eerste ouders en sluiten we het weekendkamp af.
Iedereen gaat moe maar voldaan naar huis.
Wij zijn erg sociaal!